Algemeen: Developmental Coordination Disorder (DCD) en problemen met plas, stoelgang en zindelijkheid zijn twee aspecten die veel ouders bekend in de oren klinken en voor hen dagelijkse kost zijn. Ouders geven vaak aan dat hun kind bijvoorbeeld vertraagd is met potjestraining, hinder ondervindt door constipatie of niet op tijd op het toilet geraakt vanwege motorische moeilijkheden. Deze aspecten kunnen zeer hinderlijk zijn voor zowel het kind (bijvoorbeeld op school, tijdens hobby’s en het spelen met vriendjes) als voor de ouders thuis. Dit heeft een aanzienlijke impact op de kwaliteit van leven en het mentaal welzijn. Hoewel kinderen met DCD en hun ouders hier waarschijnlijk niets nieuws lezen, is er toch zeer weinig wetenschappelijk onderzoek over dit onderwerp te vinden. Om die reden is deze thesis tot stand gekomen met de hoop om een eerste stap te zetten richting een duidelijker begrip van de associatie tussen DCD en problemen met de urinewegen, darmen en/of zindelijkheid. Het onderzoek: In deze studie werd er onderzoek gedaan naar de prevalentie van bovengenoemde problemen bij kinderen met DCD en werd er vergeleken met kinderen zonder DCD. Hiervoor werd een vragenlijst opgesteld die werd ingevuld door ouders van kinderen van vijf tot en met acht jaar met DCD. Typisch ontwikkelende kinderen werden gerekruteerd uit het eerste tot en met het derde leerjaar . De resultaten toonden aan dat kinderen met DCD meer problemen ondervonden met zindelijkheid en vaker te maken hadden met urineweg- en darmproblemen in vergelijking met typisch ontwikkelende kinderen, echter dit resultaat was niet altijd statistisch significant. Implicaties en beperkingen: De bevindingen uit dit onderzoek bevestigen wat in de dagelijkse praktijk al duidelijk was. Deze resultaten kunnen het begin zijn van een grotere waakzaamheid onder therapeuten en tot een verbeterde ondersteuning voor deze kinderen leiden. Het is echter belangrijk op te merken dat deze studie op een beperkte groep kinderen werd uitgevoerd en dat er meer grootschalig onderzoek nodig is om deze trend met meer wetenschappelijke evidentie te bevestigen. Op deze manier kan er meer ingezet worden op het vroegtijdig opsporen en behandelen van dergelijke problemen in de praktijk.