De invloed van afasierevalidatie op de elektrofysiologische correlaten van taalbegrip
Moyson Klaartje, Van Laeken Heleen, 2023
Afasie is een verworven stoornis van het taalbegrip en/of de -productie. Na een beroerte ontwikkelt 20 tot 38 procent van de patiënten afasie. De symptomen kunnen getest worden door middel van pen-en-papier taken, maar kunnen ook op een meer objectieve manier in kaart gebracht worden via elektro-encefalografie (EEG). EEG is een techniek die de elektrische activiteit van de hersenen meet aan de hand van elektroden op de hoofdhuid. In voorafgaand onderzoek werden talige EEG-taken ontwikkeld, waaronder een attentieve (met aandacht) oddballtaak en een categorische primingstaak. Bij een attentieve oddballtaak dient een afwijkende auditieve stimulus die een reeks van standaardstimuli onderbreekt, gedetecteerd te worden (bv. knop induwen bij de afwijkende stimulus ‘ge’ en niet bij de standaardstimulus ‘be’) (Criel et al., 2023). Tijdens een categorische primingstaak dient beoordeeld te worden of woorden (bv. ‘kat – paard’ of ‘roze – koffie’) al dan niet tot dezelfde categorie behoren (Cocquyt et al., 2022). De attentieve oddballtaak en categorische primingstaak lokken specifieke event-related potentials (ERP’s) uit, respectievelijk de P300- en N400-respons. ERP’s worden gekenmerkt door een amplitude (sterkte van neurale respons), latentie (timing van de neurale respons) en topografie (verdeling van de neurale respons over de schedel) en worden gelinkt aan specifieke functies. Zo reflecteert de P300-respons bewuste categorisatie van spraakstimuli en de N400-respons lexicaal-semantische verwerking (het oproepen van woorden en hun betekenissen). Er is nood aan meer onderzoek dat het effect van therapie op de EEG-parameters uitgelokt tijdens talige paradigma’s nagaat. In het huidige onderzoek werd daarom de invloed van drie weken afasietherapie op de amplitude, latentie en topografie van de P300- en N400-respons nagegaan bij veertien afasiepatiënten na een beroerte. Bijkomend werd een tijdsfrequentie-analyse uitgevoerd. Het resultaat hiervan is een weergave van de spectrale energie/power in verschillende frequentiebanden ten opzichte van de tijd. Deze studie richtte zich op veranderingen in de theta- (4-7 Hz) en alfa-power (8-12 Hz) na therapie. Uit de resultaten bleken geen significante therapiegerelateerde effecten op de amplitude, latentie en topografie. Dit lag grotendeels in lijn met de scores behaald op pen-en-papiertaken en met de accuraatheid opgemeten tijdens het uitvoeren van de taalparadigma’s. Uit de tijdsfrequentie-analyse bleek ook geen significant therapie-effect in theta-power voor de P300- en N400-respons na aanbieding van beide stimuli. Er was wel een significante afname in alfa-power voor de N400-respons na therapie in vergelijking met voor therapie. Veranderingen in alfa-power worden in de literatuur gelinkt aan semantische processen (Brennan et al., 2014; Maguire et al., 2010; Röhm et al., 2001; Willems et al., 2008). Mogelijks reflecteert deze afname in alfa-power dus een positief therapie-effect, maar vervolgonderzoek dient dit al dan niet te bevestigen. Deze studie toont de meerwaarde aan van EEG als objectief instrument voor de monitoring van o.a. de timing en het neurale herstel van het taalbegrip in combinatie met een globale gedragsmatige evaluatie. Toekomstige studies dienen het huidige onderzoek te herhalen met een gezonde controlegroep, een grotere participantengroep en een hogere therapiefrequentie en langere therapieduur. Daarnaast dient ook de impact van beïnvloedende variabelen zoals de therapie-inhoud, de cognitie (vermogen om kennis op te nemen en te verwerken), de lokalisatie van het hersenletsel, het afasietype en de afasie-ernst op de EEG-parameters in rekening gebracht te worden.
Promotor | Elissa-Marie Cocquyt |
Opleiding | Logopedische en Audiologische Wetenschappen |
Domein | Logopedie |