De impact van de COVID-19 pandemie op de seroprevalentie van herpesvirussen: focus op de CMV seroprevalentie bij vrouwen van vruchtbare leeftijd in een tertiair centrum in België
De Badrihaye Svetlana, Moerman Neal, 2023
1. Populariserende samenvatting Het cytomegalovirus. Het klinkt best akelig en dat is het ook voor ongeboren baby’s. Voor het gezonde kind en de gezonde volwassene is het een ongevaarlijk virus. Een besmetting met dit virus tijdens de zwangerschap kan echter heel wat schade aanrichten. Bij de ongeboren baby kan het namelijk leiden tot doofheid, oogaantasting, verminderde groei en meer. Een deel van de zwangere vrouwen heeft natuurlijke bescherming tegen dit virus, namelijk antilichamen. Zo heeft hun ongeboren baby minder kans om zelf besmet te raken bij een besmetting van de moeder tijdens de zwangerschap. Antilichamen spelen een belangrijke rol in de natuurlijke bescherming tegen ziektekiemen. Deze worden in het bloed gemaakt bij een eerste aanraking met een ziektekiem zoals het cytomegalovirus. Je kan ze vergelijken met soldaten die het virus aanvallen. De antilichamen blijven levenslang in ons bloed. Dit betekent dat wanneer ons lichaam opnieuw in aanraking komt met het cytomegalovirus, ze het virus meteen uitschakelen. Ongeboren baby’s hebben deze antilichamen nog niet. Het virus heeft dan vrij spel, met alle gevolgen van dien: de ontwikkeling van de baby wordt verstoord. Zwangere vrouwen die al antilichamen hebben, beschermen hun baby hiertegen op 2 manieren. Wanneer de zwangere vrouw opnieuw in contact komt met het cytomegalovirus, schakelen de antilichamen dit virus meteen uit. Op deze manier komt het virus niet in de buurt van de ongeboren baby. Daarnaast geeft de zwangere vrouw haar eigen beschermende antilichamen door naar haar ongeboren kind via de navelstreng. De moederlijke antilichamen blijven de eerste maanden na de geboorte nog aanwezig in het bloed van het kind. Daarna verdwijnen deze antilichamen en moet het eigen immuunsysteem van het kind overnemen. Deze beschermingsmechanismen verlagen het risico op besmetting van het ongeboren kind bij besmetting van de moeder tijdens de zwangerschap. Wanneer daarentegen een zwangere moeder zonder antilichamen in aanraking komt met het virus, is deze bescherming afwezig en heeft het ongeboren kind een veel hoger risico op besmetting. Na infectie blijft het cytomegalovirus echter levenslang aanwezig in het lichaam in een verzwakte vorm. Dit is de latente vorm van het virus. Deze vorm van het virus maakt mensen normaal niet ziek, maar het kan op bepaalde momenten opnieuw actief worden. Indien dit tijdens de zwangerschap gebeurt, kan de ongeboren baby ook besmet raken. Dit risico is echter kleiner dan bij een eerste infectie van de moeder tijdens de zwangerschap. Hoe kunnen we nu weten welke vrouwen antilichamen hebben? Er bestaat een test om antilichamen, gericht tegen een specifiek virus, in het bloed op te sporen. Heb je antilichamen tegen het cytomegalovirus in je bloed, dan is de test positief. Vrouwen met een negatief resultaat hebben geen antilichamen tegen het cytomegalovirus. Vrouwen die al antilichamen hebben, hebben echter nog steeds een klein risico om opnieuw besmet te raken met het cytomegalovirus. Ook kan bij hen het virus in de latente vorm opnieuw actief worden. Daarom wordt in België aan alle vrouwen aangeraden om tijdens de zwangerschap bijkomende maatregelen te nemen om het ongeboren kind te beschermen. Het virus wordt vooral verspreid via speeksel en urine. Kleine kinderen kunnen het virus gemakkelijk doorgeven. Daarom is het belangrijk om tijdens de zwangerschap handen te wassen, contact met kleine kinderen te vermijden en zelf geen pampers te verversen. Deze maatregelen doen ons denken aan de social distancing maatregelen tijdens de corona pandemie. Daarom dachten we dat vrouwen tijdens deze periode ook minder in contact waren gekomen met het cytomegalovirus. Hierdoor zouden minder vrouwen antilichamen aangemaakt hebben. Om na te gaan of dit ook het geval was, hebben wij bloedstalen van vrouwen tussen 15 en 45 jaar uit de jaren 2019 tot en met 2022 getest op deze antilichamen. In tegenstelling tot wat we origineel dachten, bleek uit ons onderzoek dat een hoger aantal vrouwen antilichamen had na de pandemie (2022) dan voor de pandemie (2019). De reden van deze stijging is nog onbekend. Het verschil was echter te klein om met zekerheid te zeggen of meer mensen beschermd zijn tegen het cytomegalovirus na de coronapandemie. Verder onderzoek is nodig om te bepalen of zo een kleine stijging een impact heeft op het aantal besmettingen van ongeboren kinderen. Wel kunnen we aantonen dat op dit moment ongeveer de helft van alle vrouwen van 15 tot 45 jaar antilichamen heeft tegen het cytomegalovirus. 2. Maatschappelijke meerwaarde en impact Congenitale CMV infectie (cCMV) komt voor bij ongeveer 0.64% van alle geboortes en vormt de meest voorkomende congenitale infectie. cCMV kan bij de foetus leiden tot neurologische aantasting, microcephalie, doofheid, optische atrofie, chorioretinitis, intra-uteriene groeivertraging, hepatosplenomegalie en meer. De directe en indirecte kosten van cCMV hebben een aanzienlijke economische impact. Het kind zelf ondervindt vaak levenslang problemen op vlak van school, werk, sociaal leven en mentaal welzijn. Daarnaast moeten de gezinnen van deze kinderen voorzien in hun bijzondere noden, wat onder andere financiële en psychische last kan veroorzaken. Een cCMV infectie wordt veroorzaakt door een maternale CMV infectie tijdens de zwangerschap. Het risico hierop is het grootst bij CMV seronegatieve vrouwen. CMV seropositieve vrouwen kunnen echter een herinfectie doormaken. Daarom wordt aangeraden dat alle zwangere vrouwen, zowel seronegatief als seropositief, maatregelen treffen om contact met CMV te vermijden, zoals handen wassen, contact met kleine kinderen vermijden en zelf geen pampers verversen. Deze maatregelen doen denken aan de maatregelen tijdens de COVID-19 pandemie. Studies in Portugal en Spanje zagen in deze periode effectief een daling in de cCMV incidentie. Aan de andere kant werd al voor de pandemie wereldwijd een daling in de CMV seroprevalentie waargenomen, mogelijk door verbeterde hygiëne. De strenge hygiënemaatregelen tijdens de COVID-19 pandemie zouden geleid kunnen hebben tot een verdere daling in de CMV seroprevalentie. Enerzijds zou dit kunnen betekenen dat meer vrouwen vatbaar zijn voor een primo-infectie tijdens de zwangerschap, wat mogelijk zou kunnen leiden tot meer cCMV infecties bij foetussen. Anderzijds zou een gedaald aantal CMV seropositieve vrouwen mogelijk kunnen leiden tot minder cCMV infecties ten gevolge van herinfectie en reactivatie bij de moeder. Onderzoek naar de seroprevalentie en de impact van de COVID-19 pandemie hierop zal ons een beter beeld geven over het aandeel vrouwen vatbaar voor een primo-infectie tijdens de zwangerschap. Op dit moment worden baby’s niet systematisch gescreend op cCMV, maar wel op basis van een vermoeden van infectie. Universele screening op cCMV kan overwogen worden. De ontwikkeling van CMV-vaccinaties kan de morbiditeit veroorzaakt door cCMV infecties beperken.
Promotor | Elizaveta Padalko |
Opleiding | Geneeskunde |
Kernwoorden | epidemiologie seroprevalentie herpesvirussen COVID-19 pandemie vrouwen van vruchtbare leeftijd CMV cytomegalovirus |